Koolhydraatarm
Ik heb de afgelopen 6 maanden een koolhydraatarm dieet gevolgd. Ik liet de pasta staan, at me suf aan groenten – en ja, ik viel de nodige kilo’s af! Geweldig, maar ik deed uiteindelijk bijna een moord voor een lekker stuk brood…
En toen werd ik ziek. Dat had niks met het dieet te maken, maar alles met een venijnig virus. Ik had het flink te pakken en toen ik weer een beetje hersteld was (en zowaar weer zin in eten kreeg) kreeg ik ineens een merkwaardige gedachte: ik ging maar even weer koolhydraten eten, want ik moest een tikje aansterken. Huh? Leefde er dan blijkbaar in m’n achterhoofd het idee dat ik een halfjaar roofbouw gepleegd had? Onzin natuurlijk, maar op de één of andere manier knaagde het toch een beetje.
Het normale dieet
Toeval bestaat niet – en dus kreeg ik van een vriendelijke uitgever juist op dat moment een exemplaar van “Het normale dieet” van Esmee Köhler (Spectrum) cadeau. Ze vertelt helemaal niks nieuws, er staat niets in wat ik nog niet wist en toch was dit boekje een wake-up call. Haar simpele visie: afvallen doe je door meer calorieën te verbranden dan je inneemt, daarvoor hoef je geen enkele voedingsgroep uit je leven te bannen, maar eet met mate en gebruik alleen verse en onbewerkte ingrediënten en varieer volop. That’s it – doe maar normaal.
En nu?
Inmiddels eet ik weer koolhydraten, zij het met mate. “Met mate” is trouwens een moeilijk concept voor mij, maar ik weet wel dat ik een leuker mens ben als ik m’n geliefde zuurdesembrood kan eten. Later deze week ga ik risotto maken en daar kan ik me nu al op verheugen – het mag weer! Ik let erop de “lege” calorieën te laten liggen (so long, pepermuntballen) en haal ze doelbewust ook niet meer in huis.
Om m’n terugkeer naar lekker brood te vieren, maakte ik sodabrood – door mij ook wel brood voor mensen met weinig tijd en geduld genoemd. Van begin tot eind ben je maximaal 1 uur kwijt, omdat je nauwelijks hoeft te kneden en het deeg niet hoeft te rijzen. Je gebruikt geen gist of zuurdesem, maar baksoda (natrium bicarbonaat). Een korte waarschuwing is op zijn plaats: eet het brood dezelfde dag als je het bakt, of vries het in (dat gaat prachtig). Sodabrood kun je namelijk niet bewaren, tenzij je graag op gortdroge bakstenen kauwt…
Het recept kun je in vrijwel alle broodbakboeken terug vinden. Ik gebruik altijd het recept van Rachel Allen, uit haar boek “Uit de oven” (Fontaine Uitgevers).
Sodabrood met verse kruiden
450 gr tarwebloem
1 afgestreken theelepel fijne kristalsuiker
1 afgestreken theelepel baksoda
1 theelepel zout
350 – 425 ml karnemelk
2 eetlepels fijngehakte verse kruiden (peterselie, munt, bieslook, rozemarijn, salie – wat je wilt)
- Verwarm de oven voor op 230 graden Celsius.
- Zeef de bloem en baksoda boven een grote kom.
- Voeg de suiker, het zout en de kruiden toe en vermeng de droge ingrediënten.
- Maak dan een kuil in het midden en giet het grootste deel van de karnemelk erin.
- Maak een soort “klauw” van je handen en vermeng de karnemelk met de bloem. Voeg eventueel wat meer karnemelk toe. Ga het deeg niet kneden!
- Zorg alleen dat je alle ingrediënten goed vermengt, tot er een samenhangend geheel is ontstaan dat niet nat en kleverig is (pas dus op met het toevoegen van de karnemelk!).
- Stort het deeg dan op een bebloemd werkvlak, druk het stevig in elkaar en vorm er een rond brood van (hoogte ca. 4 cm).
- Neem een scherp mes en snijd een diep kruis in de bovenkant.
- Leg het brood op de bakplaat (bekleed met bakpapier) en bak 15 minuten.
- Schakel dan de oven terug naar 200 graden Celsius en bak nog 30 minuten.
- Leg het brood de laatste 5-7 minuten van de baktijd op z’n kop op de bakplaat. Gaar brood klinkt hol als je er op tikt en is goudbruin van kleur. Laat afkoelen op een taartrooster.